De
Roode Laars is terug op de Zeedijk. In twee betekenissen. Het café op
nummer 17 heet weer De Roode Laars, net als in de jaren zestig en
zeventig. En ook het uithangteken in de vorm van een felrood
geschilderde houten laars hangt er weer. Ook al is dit een replica van
het origineel. De oorspronkelijke laars (nu eigendom van de Vereniging
van Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen) werd er al rond 1890
opgehangen door schoenmaker J. Trost, die hier in 1870 zijn zaak begon.
In 1949 woonde Trost, inmiddels 72 jaar, nog boven zijn zaak, meldde
toen Ons Amsterdam.
In de jaren vijftig veranderde het pand van een schoenmakerij in een
klein café-hotel. Dat werd kort na 1960 eigendom van de oma van de
latere schrijver Kees van Beijnum, Johanna Heldoorn-Onsia alias Tante
Jopie, een bekende figuur in de buurthoreca. Zij gaf het weer door aan
haar zoon Herman Heldoorn en diens Arubaanse vrouw Dahlia. Die laatste
exploiteerde het tot ongeveer 1979, toen de junks-overlast tot
regelrechte terreur was uitgegroeid. Jaren stond het leeg tot na 1990
André Jaecques hier cafe De Roode Baron opende. De nieuwe eigenaar Ger
van der Valk, diie hier onlangs zijn 'proeverij' opende, heeft nu dus
de oude naam in ere hersteld.
Van Beijnum gebruikte het cafe als decor voor zijn mooie roman Dichter op de Zeedijk (1995; verfilmd in 1999) .
In dat verhaal, spelend in de jaren '60, is het eigendom van de oma van
de jonge hoofdpersoon en groeit hij daar op. In werkelijkheid sleet
Kees zijn jeugd in cafe Het Centrum, Warmoesstraat 15, gedreven door
zijn moeder. Maar ook De Roode Laars, van tante Dahlia, kende hij
natuurlijk goed. Zie het artikel 'Het Amsterdam van Kees van Beijnum' in Ons Amsterdam van 1999.

